Een stukje

Geschiedenis van de Hengelbouw

In de 19e eeuw waren hengels nog steeds opgeleukte wilgentakken... Er waren uiteraard innovaties, zoals verbindingen (bussen, splices) om een langere hengel te maken, en gebruik van exotische (tropische) hardhoutsoorten, die sterkere, en beter belastbare hengels toelieten - vooral als gevolg van exploitatie van tropische bossen door de Britten en Amerikanen - in Nederland was er nauwelijks een cultuur van vissen als tijdverdrijf, en dus al helemaal niet van ontwikkelingen op het gebied van materiaal. Die houten hengels waren zwaar, traag, en braken vaak onder betrekkelijk lichte belasting. Met name in de tweede helft van de 19e begon met te experimenteren met alternatieve materialen, en bouwwijzen. Vooral met bamboesoorten, die toen met name vanuit India beschikbaar kwamen - op dat moment nog vooral Calcutta bamboe, Dendrocalamus strictus, een bamboesoort met een dunne bruikbare wand en veel, prominente knopen. En veel donkerbruine vlekken. Zeg maar een beetje als het bamboe waar nog steeds wel 'jongenshengels' van gemaakt worden - de spotgoedkope driedelige bamboehengeltjes met van die hopeloze aluminium bussen...


In Japan werden Tenkarahengels gemaakt van onbewerkte bamboestengels, maar voor de westerse hengeltypen waren dergelijke onbewerkte stengels niet zo geschikt. Men begon daarom te experimenteren met hengeldelen opgebouwd uit bamboestrips, gezaagd of gespleten uit bamboestengels. Eerst twee, toen drie en vier strips. Omdat de aanvoer van bamboe in Engeland, met zijn koloniën in het verre oosten, groter was dan in Amerika werden die eerste experimenten vooral daar gedaan. De eer voor de eerste hengeldelen, en later ook complete hengels, gemaakt van 6 strips bamboe komt echter waarschijnlijk voor rekening van Amerika. Samuel Philippe, een geweermaker uit Pennsylvania, was naar alle waarschijnlijkheid de eerste die een complete vliegenhengel maakte van 6-strips bamboedelen, rond 1850. Er zijn echter geen exemplaren van zijn hengels overgeleverd. 


Toch bleef bamboehengelbouw nog lang een cottage-industrie, met name uitgeoefend door geweermakers en andere fijnmechanische handwerkslieden. Dat had uiteraard verschillende oorzaken - vissen als tijdverdrijf was een bezigheid van een zeer beperkte groep mensen - die het zich konden veroorloven om veel tijd en geld te spenderen aan niet-productieve arbeid (rijkelui dus). Bedenk wel dat als je als rijke New Yorker wilde gaan vissen in de forelrivieren van upstate New York, je daar enkele weken voor moest uittrekken, om te voet, te paard, of met de diligence de dichtbeboste Catskills te bereiken. Vissen was iets voor de happy few, en hengelbouw derhalve geen heel winstgevende industrie - voor geweren en pistolen was een heel veel grotere markt. Ook was Calcutta bamboe niet echt een ideaal materiaal voor de bouw van bamboestrip hengels, zeker niet hengels uit 6 strips - door de dunne laag van vaatbundels die wel 'power fibers' worden genoemd was het materiaal meer geschikt om in vier strips te bouwen. Deze situatie veranderde pas aan het eind van de 19e en begin van de 20e eeuw, als gevolg van een aantal ontwikkelingen, waarvan de opkomst van een grote, bemiddelde middenklasse (grotere afzetmarkt), ontginning van grote woeste gebieden (betere bereikbaarheid van visplekken), sterk verbeterde reismogelijkheden (met name de aanleg van spoorwegen), en uiteindelijk ook de opkomst van Tonkin bamboe als alternatief voof Calcutta bamboe (sterker, dikkere wanden, en veel gunstiger knopenpatroon) de belangrijkste waren.


Toch zou het nog tot de ontwikkelingen van Hiram Leonard duren voordat splitcane hengelbouw echt een vlucht nam. Hij was de eerste die de hengelbouw van cottage industry omvormde tot een industriële bedrijfstak, met name door het mechaniseren van de belangrijkste stappen in het bouwproces, het zagen van de bamboepalen tot strips, het vormen van de tapering door middel van frezen, en het verlijmen van de strips tot hengeldelen. In de daaropvolgende jaren, mede ingegeven door de steeds sterker groeiende welvaart, en daarmee de steeds toenemende hoeveelheid vrije tijd, gekoppeld aan zeker in Amerika een sterke hang naar het besteden van die vrije tijd in de natuur, waarbij er uiteraard gejaagd en gevist moest worden - in navolging van de oorspronkelijke pioniersgeest, groeide de markt voor (vliegen)hengels explosief. En daarmee ook het aantal bedrijven dat zich op grote schaal bezig hield met hengelbouw. Groot en klein, massaproductie en high-end gereedschap, van Heddon, en Montague, via South Bend en Cross, naar Orvis, Leonard, Powell, of Granger. En later bedrijven als Winston, Phillipson, Wright&McGill, PH Young, en ga nog maar even door. En in Engeland natuurlijk bedrijven als Hardy, Ogden Smith, of Allcocks; of Pezon&Michel in Frankrijk. De jaren 30 tot 50 van de 20e eeuw waren de bloeitijd van de splitcane. En zonder het embargo op import uit China van begin jaren 50 (als gevolg van de Communistische revolutie aldaar) zou dat nog wel even door zijn gegaan. De hengels van glasvezel, die vanaf die tijd werden ontwikkeld (volglas, Howald-process holglas, en later geweven holglas) waren, zeker toen, duidelijk inferieur aan de splitcane hengels die toen werden gemaakt. Maar veel goedkoper, zeker toen tonkin alleen nog maar mondjesmaat, via grijze import uit Engeland en Frankrijk, verkrijgbaar was. Daar kwam nog bij dat vissen als vrijetijdsbesteding, met name door de sterk toenemende welvaart in de jaren 50 en 60, een grote vlucht nam - een markt die alleen nog maar met glashengels voorzien kon worden. Met name die twee ontwikkelingen - embargo op tonkin in de VS, en de grote groei van de afzetmarkt, zorgden voor een marginalisering van bamboehengels en een dominantie van vezelversterkte kunststofhengels, eerst glasvezel, daarna carbon en boron, en nog een aantal min of meer mislukte experimenten.


Zie voor de manier waarop industrieel hengels werden gebouwd - bij alle grotere bedrijven, waaonder Hardy, Pezon&Michel, of Leonard - bijvoorbeeld de film 'To Cane a Trout', waar het proces zoals dat in de jaren 50 en 60 bij Hardy werd gevolgd goed in beeld wordt gebracht. Schrik niet, er wordt vooral gezaagd en gefreesd. En vrijwel geen enkele hengel wordt gemaakt van strips afkomstig van een en dezelfde bamboestengel...


Toch bleven er er ook in die tijd nog eenlingen die, met behulp van hobbygereedschap (zoals schaafmallen, splijtmessen, en handschaven), of soms met de oude machineparken die bij de faillissementen van de eens zo dominante producenten van bamboehengels voor een habbekrats beschikbaar kwamen, splitcanehengels bleven bouwen. Net als dat sommige ambachtelijke hengelfabrikanten - met name Orvis, Winston, en Scott, als een soort van nostalgie, ook nog bamboehengels bleven aanbieden, voor het selecte gezelschap. Toch leek het erop dat bamboehengelbouw een langzame dood zou sterven. Totdat begin jaren 70 het boek 'A Master's Guide to Building the Bamboo Flyrod' van Hoagy B. Charmichael en Everett Garrison, na de dood van de laatste, uitkwam. Garrison was een spoorwegingenieur die weliswaar hobbymatig - dus met een schaafmal - hengels bouwde, maar met name bij het ontwerp zoveel van zijn technische kennis had toegepast dat zijn hengels, samen met zijn streven naar perfectie in bouw en afwerking, hoger stonden aangeschreven dan die van menige grote hengelbouwer. Het verschijnen van dit boek, waarin met name deze aanpak in detail, zij het niet altijd even helder, werd beschreven, leidde in de jaren 80 en 90 van de vorige eeuw tot een opleving in de 'ambachtelijke' hengelbouw die tot op de dag van vandaag duurt.


Maar waarom dan nog steeds bamboe?

Daar zijn een aantal redenen voor. Voor de bouwer is een hele belangrijke overweging het feit dat je _zelf_ je blank kunt ontwerpen en maken. Bij glashengels en carbonhengels ben je altijd afhankelijk wat een grote (of kleinere) hengelbakker toevallig maakt. Tenzij je voldoende afzetmarkt hebt, en je blanks per enkele honderden tegelijk (van 1 enkel model, let wel) kunt afnemen is er geen mogelijkheid om zo'n hengelbakker iets te laten maken naar jouw eigen ontwerp. En hoewel het in theorie mogelijk is om zelf je eigen carbonblanks te bakken is de investering daarvoor te groot om dat voor de meesten een haalbare kaart te maken. Daarnaast heeft bamboe een aantal vis- en vooral werpeigenschappen die je in andere materialen niet of nauwelijks hebt. Allereerst is daar de massa van de hengel. Een bamboehengel is zwaarder dan een vergelijkbare carbonhengel. En dat is niet (alleen maar) een nadeel. Het zorgt er ook voor dat een bamboehengel, tijdens het werpen, buigt onder zijn eigen gewicht (of liever gezegd inertia) - en daarmee is het met bamboe veel eenvoudiger om korte worpen te maken. Worpen waarbij de hoeveelheid lijn buiten de hengeltop absoluut onvoldoende is om een carbonhengel goed te laten buigen, en dus werpen. 


Er wordt vaak gezegd dat bamboe 'traag' is, zonder daarbij uit te leggen wat men daar precies mee bedoeld. Echter, je kunt in bamboe hengels ontwerpen die een buiging/actie hebben die vergelijkbaar is met de 'snelste' carbonhengels. Waar komt dan die veelgenoemde 'traagheid' vandaan? Daar is een aantal redenen voor aan te wijzen. En de enige die echt enigszins hout snijdt is het feit dat de herstelsnelheid van bamboe lager ligt dan die van carboncomposiet - als je een carbonhengel (of gewoon 'getaperde cantilever') en bamboehengel met identieke buigingskarakteristiek ('actie') en belastbaarheid (vermogen') statisch belast en vervolgens loslaat, zal de carbon hengel sneller terugbewegen naar zijn neutrale stand en dus een (wat) hogere lijnsnelheid genereren. Helaas leidt dat ook tot een langere oscillatie totdat de hengel (onbelast) weer helemaal stil staat - de demping van een bamboehengel is beter. Bovendien wordt lijnsnelheid tijdens het werpen niet in eerste instantie door de herstelsnelheid van het materiaal bepaald.

Daarnaast zijn veel oudere bamboehengels ontworpen voor andere soorten visserijen (bijvoorbeeld met natte vliegen, waarbij een lagere lijnsnelheid en een diepere belastbaarheid gewenst zijn) dan de tegenwoordig populaire technieken van droge vlieg, en nimfvissen, waar een snellere hengel van voordeel is. Al die oude hengels voelen dan verkeerd aan. Maar dat komt niet zozeer door het materiaal als wel door het ontwerp van die hengels. 

En tenslotte zijn er nog veel inferieure bamboehengels (en oude, uitgewoonde hengels) in omloop. Hengels die ook toen ze nieuw waren al gewoon slecht en traag waren, omdat ze niet gebouwd werden als kwaliteitshengels, maar gewoon om een marktvraag te vullen tegen een zo gering mogelijke prijs. En net als met veel andere industriële producten was het verschil in kwaliteit tussen goedkope en dure producten 50 jaar geleden veel groter dan tegenwoordig. Zoals er over andere zaken wel gezegd wordt: er worden bijna geen slechte auto's, of audioapparatuur, of - vul maar in - meer gemaakt. Dat was vroeger wel anders. En met hengels ook. Zijn er tegenwoordig bijna geen echt slechte hengels meer te koop - zelfs niet in het hele goedkope segment - vroeger waren goedkope hengels vaak ook gewoon bagger...


Bamboehengels hebben dus zeker voordelen ten opzichte van carbonhengels. Daar komt nog bij dat door die tragere herstelsnelheid, een hengel van bamboe vaak beter de haak zet, en beter dunne tippets beschermt tegen breuk. Ook is een bamboehengel een stuk minder kwetsbaar - je kunt er zonder veel problemen op gaan staan - dat moet je met een holle carbonhengel niet proberen - en ook een aanval door een autoportier willen ze nog wel een overleven, zeker als het om het achterdeel gaat. Ze zijn dus zeker NIET kwetsbaarder dan carbonhengels, in tegendeel zelfs. Wel zijn ze wat minder goed bestand tegen echte overbelasting, en vragen ze wat meer consideratie bij opslaan - een bamboehengel die vochtig wordt weggezet in zijn koker zal daar een half jaar later toch echt onder geleden hebben. Maar eigenlijk hebben bamboehengels maar 1 echt nadeel - hun prijs. En dat is met name zo omdat ze niet (meer_ aan de lopende band gemaakt worden, maar stuk voor stuk, op een -feitelijk- primitieve manier als handwerk, door iemand die daar per hengel 40 tot 60 uur netto arbeid in moet stoppen. Als zo iemand daar van moet (wil) leven, dan moet zo'n hengel inderdaad al gauw 2000 euri kosten. Maar ja, als je ziet dat er hele volksstammen zijn die grif 990 euro neertellen voor een stukje carbon massaproductie (hoe goed gemaakt en ontworpen dan ook), dan mag 2000 euro voor een stuk perfect handwerk toch ook geen hele grote belemmering wezen.


Ik zou zeggen, zoek eens een beetje bedreven bamboehengelbouwer op, en vraag of je met een aantal van zijn hengels mag proefwerpen - vertel er bij wat voor soort hengels je prefereert, op welke afstanden je normaal vist, en wat je werpstijl is. Grote kans dat je aangenaam verrast zult zijn met wat bamboe voor je kan doen.

Henk Verhaar - Schroedinger rods

For inquiries: henk@buroverhaar.nl